woensdag 30 maart 2011

30 maart [27(4)]
Eigenlijk zou niemand tot ons mogen worden toegelaten dan diegenen, die ambtshalve iets bij ons te verrichten hebben, en zou daarvan nog eerst kennis moeten gegeven worden aan de in Jedo verblijvende gouverneur van Nagasakki, maar de Japanse Nayboen of binnenkant is zo heilzaam in dit opzicht, dat ieder, door een kleine aanbeveling aan de hospes of aan onze bediende, wordt toegelaten, en wij dikwijls meer dan ons lief is met bezoeken worden overladen. Het spreekt vanzelf, dat bedienden ons eerst de persoon moeten aanmelden, voordat zij dezelfde binnenleiden. Meestal zijn zij van enige aanbevelingen voorzien, en omdat het moeilijk is hierin enige uitzondering te maken, loopt het vaak zo druk, dat de kamer te klein wordt, en men om weer eens vrij zijn, of van het gezelschap bevrijd te zijn, de zaal voor enige ogenblikken moet verlaten. Toen wij in Jedo aangekomen waren, kregen wij een plechtig bezoek van de Gouverneur MAMYA vergezeld door onze Opperbanjoost. Bij dergelijke gelegenheden en wanneer er hoge beambten ambtshalve komen, maakt men hun het eerste compliment wederkerig op de Japanse wijze, maar daarna bedient men zich van stoelen, en wordt overigens iedereen op Europesche wijze ontvangen.
Ons voornaamste gezelschap was de genoemde ondertolk SAIZURO de geneesheren CASTRAGAWA [Katsuragawa], ook genaamd BOTANI CUS, GENTAK [Ōtsuko Gentako] WOEDAGAWA [Udagawa Genshin], TJOAN [Minato Chōan], de Keizerlijke sterrenkundige, bijgenaamd GLOBIUS, die allen Hollands verstonden, en dagelijks omtrent een of ander opheldering kwamen vragen. Ook waren er verschillende dienaren van de Landsheer van Nagats [Nagatsu], die, net als hun Heer een Hollandse naam gevraagd hadden, en graag bij ons waren, al was het maar om onze gebruiken te leren kennen.

Geen opmerkingen: