dinsdag 29 maart 2011

29 maart [27(3)]
Omtrent half vijf in de namiddag kwamen wij in Nagasakkya aan, waar wij vier kamers hadden, die, uitgezonderd twee ramen, die op een nauwe straten uitzagen, allen aan de binnenplaats liggen. Het Opperhoofd betrekt er twee kamers, de scriba en de doctor hebben [samen] één vrije kamer, en de vierde is de algemene zaal, ingericht voor de ontvangst van bezoekers, die door de Hollandse stoelen, tafels, tapijt en enkele kleine meubels spoedig een Europees aanzien krijgt. De bedienden hebben hun vertrekken op dezelfde verdieping, en de Opperbanjoost en de tolken, evenals de andere bedienden van de stoet hebben hun kamers in een ander gedeelte van dit gebouw, terwijl de geschenken in een daarvoor ingericht brandvrij [=stenen] pakhuis worden bewaard. Er is geen 305 twijfel, dat het onder de grote hoeveelheid bedienden die ons omringen niet heeft ontbroken aan dwarskijkers of spionnen. Deze dwarskijkers doen zich, vooral in Jedo, onder allerlei vermommingen voor, hetzij als kooplieden, geestelijken of beambten, en men is daarom altijd op zijn hoede, om niemand enig vertrouwen te schenken, dan aan diegenen, die men enigszins heeft leren kennen; hoezeer ik niets zouden weten te verzinnen, wat door drie Europeanen in de korte tijd, die zij in Jedo doorbrengen, ten nadele, of tot gevaar van de staat, ondernomen zou kunnen worden. De geheimen bepalen zich hier dus voornamelijk tot het aanschaffen van enkele goederen en zeldzaamheden, die in Decima nooit te krijgen zijn, en tot het houden van een meer ongedwongen omgang dan de wet voorschrijft, met enige Japanners, die men als zijn vrienden beschouwd. Aan de poort van ons gebouw staat een dubbele wacht, die altijd rondom het huis gaat, en voorbijgangers verbiedt zich hier op te houden.

Geen opmerkingen: