donderdag 22 april 2010

Zaterdag 22.

Voormiddags bezochten mij de Keiz. Doctors Katsragawa Hoken (Botanicus) Kone Roan en twee anderen. Beide genoemden benevens de voor Nagazakki gedispiciëerende Reparatie mr Ootska Hatsiro, bleven bij ons eten.

‘S avonds kwam de Keizerlijke Hof Astronomist Takahashi Sakzeimon om de landkaarten ter vertoning aan Z. M. den Keizer af te halen. Hij had namelijk mij voorgisteren door een der Tolken laten vragen of ik mijne Landkaarten van de Vier W. deelen wel zou willen afstaan, dan zou hij Z. K. M. voorstellen om die te kopen en zoo dit niet, zou hij ze voor zich zelven overnemen. Ik liet hem antwoorden dat de Kaarten volkomen tot Z. M. beschikking waren, dat ik hem verzocht dezelve uit mijnen naam Z. M. aan te bieden en dat ik het mij tot eene bijzondere eer en geluk zou rekenen indien hoogstdezelve de kaarten gunstig geliefde aan te nemen, doch dat ik anders niet voornemens was, die te verkopen. – En daar hij mij gister had laten verzoeken om de kaarten Z. M. te mogen vertonen, kwam hij die heden afhalen. Hij bezichtigde die nogmaals en ik nam daaruit aanleiding, om hem op de kaart van het Krijk Holland, aan te wijzen de vermeerdering van grondgebied van dat Krijk door de overwinning van Waterloo. Hij verwonderde zich daarover. Ik verhaalde hem kortelijk dat de 17. Provinciën oudstijds tezamen hadden een land uitmaakten en gezamenlijk tegen den Koning van Spanje waren opgestaan, daar zij zich voornamelijk omdat hij hen omtrent den Godsdienst wilde dwingen. Dat tien dier Provinciën echter zich weder hadden onderworpen en onder Zijne heerschappij waren teruggekomen, doch dat de 7. overige het xxx de Holland, na eenen 84 jarigen oorlog door dien Koning van Spanje ware vrij verklaard en als onafhankelijke staat erkend, en hoe die 17. provinciën na eenige veranderingen van heerschappij ten gevolgen van deze veldslag van Waterloo thans verenigd met bijvoeging van het G: Hertogdom Luxemburg het Koninkrijk Holland uitmaakten. –

Hij deed mij vervolgens verscheidene vragen betrekkelijk de krijgskunst dewijl gaf hij mij te kennen, hij mijne militaire betrekking kende en dat ik gedurende den Oorlog had gediend, en hij liet zich op eene vleijende wijze over mijnen militaire rang uit, hetwelk mij een nieuw bewijs opleverde hoezeer de krijgsstand in Japan ge in aanzien en geëerd is. Hij vroeg mij het een en ander wegens mijne zonen en scheen reeds meer van hen te hebben vernomen, daar hij mij op eene zeer verpligtende wijze zegde mij het geluk te benijden van zulke voortreffelijke kinderen te hebben, hij vroeg mij den naam van mijne derde zoon en teekende dien op als ook dat Z. M.. de Koning hem ter belooning van zijn loffelijk gedrag bij de over winning van Palembang tot Ridder der militaire W: orde had benoemd. Het kwam mij voor als of hij nog Hij vroeg mij ook zeer omstandig of men in Europa in het gevecht ook even gelijk de Japanezen schilden gebruikten, of die tegen de kogels bestand waren, welke soort van groot geschut en welke andere wapens wij gebruikten, of ik ook werken over de artillerie had en diergelijke vragen meer, die het mij voorkwamen dat hij op hogere last deed. Ik beantwoordde die alle omstandig en zegde dat ik thans geen den militaire werken meer bezat, hebbende die alle aan mijne zonen gegeven, doch dat zoo hij mij geliefde op te geven welke soort van boeken hij verlangde ik hem die zou bezorgen. Dat wij in Holland voortreffelijke werken over alle de bijzondere deelen van der Krijgskunde hadden en die voor hem zou ontbieden. Hij verzocht mij hem heen werken over de Artillerie te bezorgen hetgeen ik hem beloofde te zullen doen. Hij had mij de eerste maal dat hij bij mij kwam eene wereldkaart (Plani Sphere)

laten zien naar een Europese in Japan in het koper gegraveerd, met de namen in Japansche karakters die mij goed was in[?] gevallen en bewijst de vorderingen bewijst dien den Japanezen in de Europese kunsten en wetenschappen maken. Hij had de kaart onder zijn toezigt doen vervaardigen en zegde mij voornemens te zijn om uit mijn kaarten Japansche kaarten samen te stellen. Ik sprak hem van den Atlas van Malthe Brun, die hem zeer nuttig zou kunnen wezen tot zijn voornemen, en beloofde hem een zodanige Atlas te zullen bezorgen, waartoe hij mij ook verzocht. Toen ik de Kaarten van den Werelddeelen, die in mijne kamer tegen den muur hingen liet afnemen, vroeg hij mij of de Kaart van het Krijk Holland er niet bij behoorde. Ik antwoordde neen, doch dat zoo hem die aangenaam mogt wezen, ik hem die als een Geschenk voor hem zelven zou aanbieden en Steldde ze hem ter hand. Hij bedankte mij zeer en verzocht mij achterop dezelve mijne naam te stellen en dat het hem tot een aandenken was vereerd. Waaraan ik voldeed – Waarnaar hij vertrok.

Geen opmerkingen: