zaterdag 6 maart 2010

Maandag 6.

’S ochtends om 8 Ure zegde mij den Opp.Tolk, dat er boegseer Vaartuigen zouden komen om ons voort te trekken. Om 10 Uren echter, nog geen dier Vaartuigen zijnde aangekomen, liet ik den Opp.Tolk roepen, die op mijnen vraag deswegens, volgens Zijne gewoonte voorwendde dat de boegseer vaartuigen reeds vroegtijdig waren besteld. Ik zegde hem, dat die Vaartuigen door de Landsheer geleverd moetende worden, reeds voor langen, zouden zijn aangekomen indien ze werkelijk besteld waren, doch dat ik reeds lange en onder andere gister bij de voorgenomen Ankering te Tomo duidelijk ingezien had dat hij ons aan boord zocht te houden, omdat de vertering minder dan aan Land is, dat ik moede was mij door zijnen leugens en bedrog te laten misleiden, dat ik mij over de mishandelingen gedurende de reis ons aangedaan zou beklagen.

Hij trachtte zich door allerlei uitvlugten te disculpaeren, ik zegde hem dat ik wilde vertrekken en hij ging heen, om zoals hij voor gaf nogmaals de vaartuigen te ontbieden.

— Omstreeks den middag kwamen zes en zeven dier vaartuigen, in stede van 30 die men voorgaf besteld te zijn, zonder dat nogtans enige toebereidselen tot vertrek wierden gemaakt.

– Maar om half een ure kwam een der mindere Tolken mij zeggen dat de Wind te sterk en het Vaarwater gevaarlijk was, zoo dat wij niet konden vertrekken en verlangde mijn gevoelens daar over te weten. Ik zegde dat ik die boodschap wel verwacht had, dat hij den Opp.Tolk kon zeggen, dat ik ze vernomen had.

– Eenigen tijd daarna liet ik den Opp.Tolk andermaal roepen en gaf hem mijn ernstig misnoegen over zijn handeling te kennen, en zegde, dat daar er genoegzaam geen wind was, ik de reis zou willen voortzetten: Hij zegde dat de kapitein gevaar daarin steldde en vroeg mij of ik het vragen wilde. Ik antwoordde dat ik weg wilde en de verantwoording gerustelijk op mij durfde nemen, waarop hij heen ging. – en weinig tijds daarna mij liet weten dat het anker zou geligd worden, en omtrent ten half twee Ure wierden wij geboegseerd, doch vorderden maar weinig en omtrent Vier Ure liet mij de Opp Tolk weten dat de wind tegen en te sterk zijnde, de schipper niet verder durfden varen. Ik liet hem in antwoord zeggen, dat ik zulks wel verwacht had, dat de Schipper moest weten wat hij te doen had, doch dat ik hem verzocht mij met diergelijke boodschappen niet meer lastig te vallen als slechts uitvluchten zijnde om ons langer in de Bark te houden.

— Weinig tijds daarna gingen wij dicht bij onze laatste ligplaats wederom ten Anker.

Geen opmerkingen: