donderdag 4 februari 2010

Januari 1826

1826
Zondag 1. Januarij
Heden wordt het Nieuwe Jaar door eenen Maaltijd gevierd waar bij tegenwoordig waren de 1e Ottona1, de 2de en 3de ongesteld zijnde, en van de Opper Tolken alleen de temp[orair] Opp Tolk Sinnemon, de overige zich uit hoofde van ongesteldheid hebbende laten excuseren, uitgezonderd Tamifats, die waarschijnlijk om het op eergister voorgevallene niet is gekomen. Voorts waren daarbij de verzochte Onder en Vice Onder Tolken, de part[iculiere] Tolk en de Dokters.—
Het is gemakkelijk te begrijpen Dat de Opp Tolken Saekizeimon, Tamifatsin en Sinzeimon, die alleen het Kollegie uitmaken, zich gebelgd houden, omdat ik hun thans nog geen Sappanhout wil geven en mij, door niet bij mij te komen, zoeken Daartoe te Dwingen. Ik heb hun echter doen gevoelen, dat zij daarin niet zullen slagen en hun verklaard, dat ik vooraf wil zien hoe zij zich zullen gedragen en Dat het van hun zelve zal afhangen of en hoeveel ik hen na volbragte reis zal geven. Die voorbehouding noodig achtende om hun in bedwang te houden en te beletten dat zij op de Hofreis van ons, doch wij niet van hun afhangen daar de Opperhoofden bij alle vorige Hofreizen zich over de Slechte behandeling en bedriegerijen der Hofreis Tolken in de dag Registers beklagen. – De eenigste band voor dat soort van menschen is eigenbelang, redelijkheid of billijkheid kennen zij niet.

1 Gekozen hoofd van straat of wijk, verantwoordelijk voor rust en orde, administratie van bewoners en de brandveiligheid.

Maandag 2.
Niets voorgevallen

Dingsdag 3.
De Wachth Tolk Saksabio komt mij namens Den Opp Rappr zeggen Dat morgen de restant Suiker, Sappanh en Platlood zal afgeleverd worden. Ik betuigde hem mijne bevreemding dat de Rappr mij vooraf zulks niet gevraagd hadden zoo als behoorde en gebruikelijk was, en zegde hem dat ik, alvorens de aflevering plaats kan hebben, de zoodanige aanvraag verwachte. Dit had de uitwerking dat omtrent een uur later de Ond Rappr mij daarover kwam Spreken, tevens het niet komen van den Opp Rappr verschoonende door zijne onpasselijkheid (die echter Slechts voorgewend is) en dat hij daarom de wachth Tolk opgedragen had, mij wegens dien aflevering te waarschuwen. Ik zegde hem mijne mening daarover en stond de aflevering toe.
Omstreeks vijf Ure namidd:, zijnde het dus nog licht, wierd eene nieuwe Kabaai1 van de wachtplaats nabij de Poortwacht gestolen waarvan ik dadelijk den Wachth Tolk opdroeg de Ottonas kennis te geven met verzoek het Gouvt daarvan te informeren, en waarschuwing tevens Dat zoo niet het gestolene terug werd bezorgd, ik des anderdaags mijn beklag daar over aan Den Gouvr zou doen en den brief daartoe aan den Opp Banjoost zou overgeven, die om de aflevering op Dezima moest komen ten einde de frequente diefstallen op Dezima tegen te gaan.

1 Een kort wijd jakje.

Woensdag 4.
Heden ochtend vroeg kwam de Wachth Tolk met een der Kasserissen1 mij de op gister vermiste Kabaai terug brengen die hij mij zegde heden in de vroegte gevonden te zijn, liggende in de tusschenhuizing achter de Klok tegen over mijne woning. Men gaf voor een dader niet te kennen.
Ik zag hier uit, dat wanneer de Tolken Slechts wilden, het Stelen zeer wel zou kunnen belet worden, Daar het gestolene zoo Spoedig terug te vinden is. Ik zegde daarom aan Den Tolk, dat ik niet te vrede ware met de Kabaai terug te hebben, dat ik verlangde Den Dief te kennen, die klaarblijkelijk Den Nacht op het eiland had doorgebragt, dat ik alsmede de twee Servetten moest terug hebben die voor enigen tijd van de bleek gestolen waren, en ik dreigde dat ik alvorens de Ottomans en Kollegie Dienaars den Stortsuiker niet zou geven. Daartoe genoopt doordien in den Negorie tijd een der Eiland Wachters op het Stelen van Suiker uit de pakhuizen is betrapt en Daarvoor enkel het Eiland is ontzegt geworden.
Heden afgeleverd restant van de Geldkr 90 K: Sappanh aan de koopln 4450 K: Sappanh, 2029 K: Platlood en 74 K: Suiker, aan het Kollegie 1500 K: Saph 916 K: p.lood, en aan den K. Zaakbezorger 396 K: do[= dito] geligt voor den Busschieter2 en de Burgemeesters.

1De kasserissen zijn de huiseigenaars van het eiland, en houden toezicht over de gebouwen. Zij zijn tevens de plaatsvervangers van de Otona’s wanneer deze afwezig zijn.
2 Kannonier.


Vrijdag 5.
Met Basijemon geaccoordeerd voor het verlakken der Hofr Tafels $ 16,-- & vernisSen van een do Stoel $ 4,- & maken van vier nieuwe voetstukken voor de spelende geschenk Lampen alzoo de ouden door het breken eener GlasStolp niet meer kunnen Dienen voor $ 24,-- Ik liet den Onder Rappr roepen, dan men zegde mij dat hij uit was

Vrijdag 6.
Ik liet den Ond Rappr Schriftelijk weten dat ik hem moest Spreken, over eene kleine reparatie aan de Spelende Lampen vereischt en dat hij tot dat einde den Schilder moest medebrengen.
Hij kwam echter zonder den zelve en gaf voor dat hij naar het Gouvt moest dewijl hij als een der Rapporteurs daar ontboden was. De waarheid is, dat even als alle den overige Ambt bij den Gouvr hun Compliment gingen afleggen ter gelegenheid van het begin (volgens den Jap: Almanak) van de Winter. – Hij vertelde mij dat hij gister niet thuis was geweest en Dat de Opp Rappr nog ongesteld ware. Ik gaf hem niet onduidelijk te kennen dat ik noch het eene noch het andere geloofde en tevens dat ik zeer wel begreep, dat zij Tolken Door niet bij mij te komen en de werklieden van het Eiland af te houden, vermeenden mij in verlegenheid te brengen en mij te kunnen dwingen om nog voor de Hofreis Sapph te ligten, Doch dat dat middel niet zou slagen, maar dat zoodra mij zulks zal beginnen te vervelen ik mij aan den Gouvr zal adresseren.— Heden is dan ook de Zilversmid gekomen, en de Timmerman die ik voor eenige reparatiën aan mijne woning noodig heb doch voorgevend ziek is, hoewel Kisten voor den Opp Rapp tot de Hofreis makende, zal volgens zeggen van den Ond Rappr binnen twee à drie dagen, ziek of gezond, op Dezima komen.

Zaturdag 7.
Ik achte dienstig de Oppr Rappr te Schrijven, dat het noodig ware dat de Schilder hier kwam om eenige kleine reparatiën aan de bovenstukken van de Geschenk Lampen te doen die reeds voorgister had moeten komen en dat het hoog tijd ware dat dat en nog enige andere zaken bezorgd wierden en dat ik om buiten alle verantwoordelijkheid te blijven ik hem waarschuwen moest, dat zoo er iets voor de hofreis ontbreekt, ik mij daarover zal beklagen.
Nauwelijks had ik dit geschreven, toen de Ond Rappr bij mij kwam xxxx xxxx ik mijn ongenoegen te kennen gaf over de vertraging die zij in de toebereidingen voor de Hreis brengen. Ik waarschuwde hem tevens dat ik voorzag dat zij de Hofreis bark, die thans reeds hier moest wezen, tot op het oogenblik van vertrek zouden terug doen blijven opdat ik die niet zou kunnen onderzoeken, dat ik voorzag dat zij misschien met mij xxx gelijk met mijn voorganger bij de laatste Hofreis zouden willen handelen, toen die Sinzeimon ook Hofreis Opper Tolk was wanneer de Horeis Bark vies en te klein wierd bevonden ofschoon er tot het bouwen ven eener nieuwe 30 Kn: Suiker door het Opph was gegeven waarom dan ook dezen Ambtenaar in zijn dag Register zegt, dat hij van nu af aan dat gedrag in het Dagregister tot waarschuwing van zijne opvolgers zou optekenen opdat zij zich in den xxxx voor hun lieder bedriegerijen konden wachten en nimmer weer al vergingen alle de Barken eene Knaster Suiker te geven, wijl zij enz. Ik las de Onder Rappr deze pasage voor en zegde hem dat ik reeds langer gemerkt had, dat de Tolken dewijl zij weten dat ik nieuw en onkundig van de Kapittels ben, zij mij daarin bedriegen Door mij allerlei nieuwe uitvindingen tot hun vóór maar ons groot nadeel als oude Kapittels opdringen waarom ik voorgenomen had niet over te stappen en zoo de Bark slechts een halve maat te klein was, ik die niet zou nemen, of zoo het te laat was, mij daarover zou beklagen. Even zooals ik verwachtte, bevond het zich, de Ond Rappr zegde dat de nieuwe Bark (NB nieuw) waarmede mijn voorganger de terugreis had gedaan iets te kort was gemaakt. Waarop ik hem antwoordde dat ik ze dan niet wilde nemen. Hij scheen met de zaak verlegen en zegde bij herhaling dat hij dadelijk den Opp Rappr zou waarschuwen, Ik antwoordde dat mij zulks geheel onverschillig was, maar dat ik geene andere dan eene behoorlijke Bark wildde hebben en er mij thans niet over wilde bekommeren maar wanneer het tijd was zou weten wat mij te doen stond.
Hij zegde mij dat de Hofreis Opper Banjoost hem had opgedragen mij te verwittigen dat des Keizers reis naar de Graven zijner voorvaderen te Niko tot aanstaande jaar was uitgesteld en dat de order tot het doen van de Hofreis nog niet was gekomen en waarschijnlijk later zoude komen. – mogelijk is dit eene Streek om mij te doen vrezen dat ze niet zal gedaan worden. Ze zijn altijd vol listen en intriges, ik acht het daarom niet ondienstig almede mijne opvolgers te waarschuwen tegen de verregaande bedriegerijen en Slechte Streken van de Tolken dien zij niet alleen dagelijks in het bijzonder aan ons plegen, maar wat het ergste is waardoor onze Kompshandel zoo zeer benadeeld wordt Dat het te voorzien is, dat zij geheel te niet zal loopen en ons Gouvernement niet langer de enorme verliezen zal willen lijden die op den handel valt en die jaarlijks erger wordt en onze Factorij geheel zal opgebroken worden waarvan buitendien reeds kwestie is geweest.—Het is vooral wanneer ze met een nieuw Opp: hoofd van doen hebben die met de zoogenaamde Kapittels (gebruiken) onbekend is, dat zij gelegeheid vinden hunne hebzucht in te willigen die nimmer verzadigd is en het is niet tegenstaande alle voorzorgen niet doenlijk zich voor alle hunne Streken te wachten: een bestendig wantrouwen is daarom aan te raden.
Ik schreef heden aan hetTolken Kollegie den Brief K:b:b: No 2.

Maandag 9.
Van het eergister geslagte Koebeest aan den Gouvr , Rentmr enz, het gewone aandeel uitgedeeld.
De Ond: Rappr bragt mij drie concept brieven. – bij welke gelegenheid ik hem nogmaals over de Hofreis bark Sprak en zegde dat het tijd wierd, dat de bark geladen wierd, en dat ik ze vooraf wilde doen examineren. Ik vernam toen dat de Bark naar Ozakka was met Goederen van de Chinezen en Jap Kooplieden.. Zoodat ik ontdekte dat de zoogen Hofreis bark die gezegd wordt onze bark te wezen, Door de Tolken verhuurd wordt en op vracht vaart, hetwelk almede eene ongeoorloofde winst die de Tolken zich weten te verschaffen. Ik zegde hem mijn meening over die Schandelijk handelwijs en dat het even zeer tegen den Waardigheid van hun Hof dan van mijne regering Streed, dat het Opph, die als gezand der hooge Regering de eer heeft den Keizer te nadeen en Geschenken aan te bieden, de reis met eene gewone Vrachtbark doet, en droeg hem op aan den Opp: Rappr te zeggen dat zoo de Bark niet binnen kort hier kwam, ik mij aan den Gouvr zou beklagen.

Dingsdag 10.
Heden Schriftelijk verzocht aan den Gouvrn dat het kind van den Pahuismr V: O: FisScher op Dezima mag blijven (Kbb No 3) en aan den Opp Rappr Burgemr (Kbb No 4) dat den K: Horlogier Obato Jezoo, dagelijks aldaar mag komen.
Ik droeg heden den Opp Rappr op, om overmorgen denTimmerman te bestellen om de Komps reparatiën op te nemen. Hij stelde mij voor zulks nog vier a vijf uit te stellen. Daar ik echter geene oorzaak daartoe vond, bleef ik erbij om het op overmorgen te bepalen. – Op mijne herhaalde aanvraag kreeg ik Schriftelijk antwoord van het Kollegie dat zij het beter achten alle drie de Glas Stolpen van de Spelende Lampen voor Z K M en den Kroonprins tot extra Geschenk bestemd, hier te houden.

Woensdag 11.
Aan den Opp Rappr geschrevenom morgen den Timmerman op Dezima te doen komen alzoo ik voor de Hof reis de Komps reparatiën wil doen opnemen en bezorgen, en tevens dat ik verlang, dat de Hofreis bark uiterlijk de 19 dr hier zij, alzoo ik die wil doen examineren en zoo die bark te klein is, alsdan te zorgen, dat om dien tijd eene andere behoorlijke Bark voorhanden zij. Hem daarbij waarschuwende dat ik de reis niet wil doen met eene bark die te klein of te Slecht is. – Daar zulks Strijdt met de waardigheid van het Opperhoofd wanneer hij als gezand der hooge I: Regering de eer heeft de geschenken Z: K: M: aan te bieden – waarop ik hem antwoord verzocht.

Donderdag 12.
Heden kwam de Timmerman omstreeks half twee Ure met den Tolk Sakoetisiro Daar de Opp Rappr zich almede wegens ongesteldheid liet ecuseren. Ik liet vooraf den Timmerrman de defecten opnemen, en daar het etenstijd was, besteld ik hem op morgen vroeg.

Vrijdag 13.
Wanneer hij kwam en de opname der gez: reparatiën geschiede door de Gecommiteerden Van O: FisScher en Gozeman die mij

Zaturdag 14
hun rapport daarvan indienden en ik schreef aan den Opp Rappr om mij heden of morgen vroegtijdig, de kosten der reparatiën op te geven, om dat ik over dezelve, nog voor mijn vertrek wensch te accorderen en alles spoedig te bezorgen.
Heden kwam De Oppr Tolk Saekizeimon mij verzoeken, om de ligting van Sapph: waarom de tolken mij reeds een en andemaal met zooveel aandrang zijn lastig gevallen. Hij probeerde mij er Kamfer voor te geven, voor den zelden prijs als wanneer dezelve in Komps geld wordt betaald, dat is $ 18=4. Daar ik echter gaarne beter bedingingen maken wilde, zegde ik hem dat mogelijk aanstaande negotietijd de Schepen geen Kamfer zouden kunnen laden daar er zooveel koper van dit jaar restant was gebleven waardoor wij geen genot van de propositie zouden hebben, en dat men te Batavia ook niet bijzonder op de anvoer van Kamfer was gesteld daar er toch ook van elders wierd aangebragt Dat ik liever gewenscht had dat ze de ongelden op Kambang hadden laten vereffenen. Dat wat zijn verzoek wegens ligting van Sapph: betrof, ik na volbragte Hofreis wanneer alles wel afliep zulks zou geschieden. Hij antwoorde dat die ligting voor alle de Hofreis Ambtenaren, veel aangenamer zou wezen voor dan na de reis. Dat hij mij verzocht er nogmaals rijpelijk over na te denken en dat hij binnen twee á drie dagen mijn antwoord daarop zou komen vernemen.En na nog eenige woordenwisselingen, vertrok hij, daar hij begreep dat het voor ons etenstijd was.

Zondag 15.
De Opp Rappr bezorgt mij de opgaaf der Komps reparatiën ter Somme van $ xxxx waaronder verscheiden defecten die in het midden van het vorig jaar door denzelfden Timmerman zijn gemaakt. Dat gestadige repareren der Komps en Kamb: gebouwen is een gevolg van het misbruik dat de Opperrapporteur de eignlijke aannemer en de Timmarman Slechts als zijn koelie of als een zoogend Strooman is aan te merken. Een misbruik waarover reeds het Opph Titsingh zich beklaagt. Met den Timmerm over eene Komps repar. geaccd voor $ 19=5.

Dingsdag 17.
De beide Rappr komen in plechtgewaad mij bekenmaken dat ik tot de Hofreis toegelaten ben. Ik droeg hun op den Govr mijn Compliment en Dankbetuiging deswegens aan te bieden.

Woensdag 18.
Voor morgen wordt mij aangekondigd het beginnen der werkzaamheden tot inpakken der Geschenken.

Donderdag 19.
De Geschenken worden in de Dozen nagezien en beneden gebragt waarbij Gecommiteerde Ambtn Gozeman en Burger. Ik krijg berigt dat de Ratten het Schaarood laken voor Z: K: M: bestemd beschadigd hebben en bepaal met den Opp Rappr om ander gaaf Laken in plaats te nemen en het beschadigde zooveel doenlijk tot de Jedoosche Verkop te doen dienen.
Ik verzoek schriftelijk [K.bb No 7] om aan het kleinkind van den gewezen Docter Feilke te mogen geven 200 K: Splinters Sapph en 50 K: Suiker en schrijf voorts aan den Gouverneur [Kbb No 5] “De Ondergetekende Holl. Opperhoofd, door zijne Hr en Mr gelast zijnde zeshonderd pikol Kamfer in te koopen en naar Batavia te zenden, Gebruikt de vrijheid UHEdelgestr verlof te vragen om aanstaanden negorietijd Zes honderd pik. Kamfer gedeeltelijk op den aparten handel en die boven de XXX met Kamb: betaling, tegen den minsten prijs te mogen erlangen. UWEd: almede eerbiedig verzoekende, dat de Kamfer vroegtijdig genoeg mogen geleverd worden om hier ter Reede ingescheept te worden even gelijk in het afgeloopen jaar waarvoor hij Uh bij dezen zijn dank betuigt. Dewijl het inladen bij den Papenberg vele ongelden veroorzaakt en groot risico geeft.
Waarvoor zeer dankbaar zal wezen, die den eer heeft, enz.”
En almede aan Denzelven [Kbb No 6] “Ik betuig Uh op mijnen besten Dank voor dat Uh op mijne voordragt wegens het slechte staafkoper dat wij vroeger hebben gekregen en het verlies dat wij daardoor geleden hebben Daarop order hebt gelieven te stellen, zoodat het staafkoper in het voorleden jaar beter is geweest. Die bewezene gunst moedigt mij thans aan Uh eerbiedig te verzoeken om ook voor den aanst. negorietijd te willen bevelen dat het Staafkoper van beste kwaliteit zij, zoals het voortijds was, zonder met Slechte Stuks vermengd te wezen. En daar de Schepen door derzelve kleinheit niet de volle xxxx koper hebben kunnen laden, welke ons door Uh gaarne is toegestaan maar er 2600 pik restant zijn gebleven, verzoek ik Uh zeer vriendelijk om met de Schepen van dit danwel een volgend jaar alnog dat restant koper boven en behalve de jaarlijkse xxxx van 1100 open te mogen vervoeren. Waarvoor, enz.”.— De Hofreis en een andere Opp: Banjoost en een reparatieMr komem bij mij aan huis en de Lampen worden in hunne tegenwoordigheid nagezien

Vrijdag 20.
Het Laken gescheurd voor Ozzaka Miako enz.
Voormiddag komt de Opper Tolk Saekizeimon antwoord vragen op zijn verzoek op den 14 dr aan mij gedaan wegens de ligting van Sapph welk ik zegde hem te zullen geven zoodra de Hofreis bark hier zal wezen doch eerder niet, daar ik overtuigt ben dat zij die teruhouden om mij eene slechte bark op te dringen. Dan daarmede was hij niet te vrede en daar hij bleef aanhouden zegde ik hem te moeten uitgaan. Stond op en ging naarde Dozen om van hem ontslagen te worden.
Ontvangen den brief van den Tolken Rappr over den Bark xx 12 Zuxxgxx 26.

Zaturdag 21.
Den Monster Stoffen naar het Gouvenement en teruggebragt.— De Lampen zouden ook zijn gebragt geworden, doch uit vrees, dat de dragers, door het ijs en Sneeuw op de Straten zouden uitglijden, is zulks uitgesteld.

Zondag 22.
In de Dozen de geschenk& gesoorterd. – Den Opp Rappr Burgemr schriftelijk [K.bb No 8] verzocht om 600 Kab: Teilen Reis geld voor den Dr en den Scriba uit de te goed zijnde Kambang gelden.

Maandag 23.
De Geschenken worden ingepakt. Ik ging naar het Pakhuis de Dozen en gaf den aldaar zijnde Opperbanjoost dezelve over, aan wien ik tevens Koffij, Likeur, Banket en Konfituren liet aanbieden.

Woensdag 25.
Alle de Jap: Ambtenaren tot de H reis trein ook des Opph: Jap: Dienaren gaan naar den Tempel om eene behoudene reis bidden.

Vrijdag 27.
De Geldkamer bedienden komen de gevraagde Kamps reparatiën bezichtigen. Namiddags wordt mij door den Onder Rappr mijn brief den 19 dezer aan den Opp Rapporteur Burgemeester gericht terug gebragt, waarbij ik verzocht aan het Kl kind van den gewezen Docter Feilke 200 K: Sapph Splinters en 500 K: Suiker te mogen geven teruggebragt en mij gezegd dat Sapph mogt gegeven worden. Ik vraag een Schriftelijk antwoord daarop en hij neemt mijn Brief weder mede.

Zaturdag 28,
De Opp Rappr en Wachth Tolk komen bij mij en zien de Spelende Lampen na waaraan bevonden wordt van eene blikken buis het soldeersel los te wezen. De Horlogiemr komt om zulks te vermaken.
Ik gaf de Verpraai [?] brieven en de waarschuwingen voor de aankomende Schepen aan de Opp Rappr af. De Doctor gaat naar de Stad en informeert mij dat hij aan eenen patient de operatie van de aftapping van het water gaat verrigten.

Zondag 29.
De Spelende Lampen voor Z: K: M: en den Kroonprins worden ter bezigtiging naar het Gouvt gebragt.

Maandag 30.
De op gister voor morgen bepaalde afscheids audientie wordt om drukte aan het Gouvt tot op morgen uitgesteld.
Ik verzoek Schriftelijk [Kbb No 9] aan de Gouvr om den Vice Onder Tolk Namaesa Hatsitaro naar Jedo mede te mogen nemen en aan denzelven voor reiskosten acht tien knaster Suiker als vier vijf bij zijn vertrek en vijf bij zijnen terugkomst te geven als ook gelijkelijk aan Den Opp Rapp Burgemr [Kbb No 10] dat de Jap: Doctor Koo Riozei als Doctor op mijne rekening moge medegaan welke eerste brief mij echter

Dingsdag 31.
wordt teruggebragt en waarom ik inStede van tien knasters slechts acht stel met bijvoeging van de woorden uit de 100 kn Giftsuiker.


Geen opmerkingen: