vrijdag 6 juni 2008

de 6de
De misselijkheid van onze gezant had de audiëntie bij de Sosidai en de beide stadhoudersvertraagd tot op vandaag. Na de middag trokken we begunstigd door heerlijk zomerweer uit onze hof naar de kastelen van de groten. Voor onze herberg had zich veel volk verzameld dat over het algemeen echter het stempel van behoeftigheid droeg: want men kan het publiek bij dergelijke stoeten niet vergelijken met het Europese publiek waar groot en klein, hoog en laag zich mengen. Hier houdt de gemaakte grootheid van voorname personen ze ver van zulke oploopjes.
– We trokken eerst naar het noorden daarna naar het westen door de straten die veel smaller en minder schoon zijn dan in Edo – Er worden voor de apothekerswinkel zelfs medicijnen gedroogd: waaronder zich een groot aantal hertenfoetussen bevond die vanuit China hierheen gebracht worden: (iets over artsenij). We trokken door een groot deel van het westen van de stad, waar we in de tussenruimten op kruispunten een tamelijk vrij uitzicht hadden op de bergen die de stad omgeven.We kwamen tenslotte bij het kasteel van de Soisdai, dat omgeven met een niet al toe goed ondehouden gracht en een lage muur, waarop oude, nauwelijks‘6 voet hoge palissaden dienst deden als verschansing, een armzalig entree bood. – dat echter door een mooie laan van dennenbomen gedeckt werd. Hier opende zich een brede straat, die rondom het nu tevoorschijnkomende eigenlijke kasteel van Miako lag, waarvan d muren en ijzeren toren nu bij het voorbij trekken voor ons verscheen, naar de woning van de Sisidai voerde. De dragers en bedienden moesten onze norimono met geweld door het van alle kanten opdringende volk werken dat zich hier voor de woning van de Sosidai verzameld had.
– Omhuld door een stofwolk stapten we uit onze draagstoelen in het voorhof van deze aanzienlijke persoon waar aan de rechterkant de vrouwelijke schoonheden en links het mannelijke volk en de onderdanen van deze vorst ons aanstaarden. Nu komt men, met pantoffels zonder hoed bij een hitte van 85º Fahr over de met stenen bestraatte hof bij het portaal, trekt de pantoffels uit – maakt de hier in uiterste stijfheid zittende bedienden een compliment, gaat langs een rij bogen, geweren en andere oude wapens – daar zit weer een bediende die ons verwelkomt, voor hem maakt de gezant op de grond knielend een compliment. Men gaat nu in strenge volgorde van rang, op de matten zitten, er wel voor zorgend dat zijn voeten met de mantel te bedekken. Als eerste verwelkoming van de vreemdelingen die op de grond zijn gaan zitten, wordt er door stijve bedienden rookgerei gebracht. – Men wordt zelf ook stijf van het gedwongen zitten. We drinken gemalen groene thee (eigenlijk een theebrei).
– Nu komt de secretaris van de vorst, die wij Europeanen weer op Japanse wijze een compliment maken. We spreken weinig woorden met te veel omslag en eindeloos veel complimenten: een beleefd gesprek is hier onmogelijk want de tolk vertaal toch wat hem tijdens zijn uitbarsting van complimenten invalt of liever, wat hij pro forma uit zijn hoofd geleerd heeft en van oudsher gewend is om hier te zeggen, en dat alles‘zeer langzaam – gesproken. Ieder woord van de secretaris met een Ja – (he! – he! – hehe!he! – ) als begrepen bekrachtigend en ons zijdelings niet erg nauwgezet vertalend, in enkele afgebroken zinnen, bij de uitvoering waarvan het op tijd naar lucht happen heel belangrijk is. Hierna gaan we naar de audiëntiekamer zitten er ultimo loco. Onder een door de bedienden geboden St! St! komt van de zijkant de Sosidai die op een verhoogde plaats gaat staan en wij buigen het hoofd diep naar de grond.
Een bij de deurzittende heraut roept met luide stem ”Daar komen de Hollanders op audiëntie” en deelt de rangorde van het gezantschap personeel en de tolken mee. De gezant maakt via de tolk en een intermediair zijn compliment, deze wordt overgebracht aan de Sosidai, – Deze laat zijn tegencompliment maken en verlaat met zijn talrijke gevolg de kamer.
We gingen nu naar een andere zaal, waar we onthaald werden met thee en suikergebak en vanaf de zijkanten door doorschijnende matten door de vrouwen en de familie van de vorst bekeken werden. – Er werden ons door tolken verschillende vragen gesteld; men brengt klokjes om te bekijken en aan te geven uit welk land ze komen; – vogels – men vraagt over de nachtegaal en dergelijke. Intussen merkte ik de vorst op die ons nader bekeek vanuit de vrouwenzaal – na een kwartier we verlieten dit paleis van de Sosidai– dat zoals alle woningen eenvoudig en proper van hout was gebouwd. We gingen bij de beide stadhouders op bezoek, deze bezoeken verliepen op dezelfde manier. – en kwamen vermoeid door het maken van de Japanse complimenten in onze herberg aan. – De straten waar we doorheen trokken, zagen er doorgaands onvriendelijk uit, veraadden geen bijzondere welstand en enkele zelfs behoeftigheid, want de huizen waren voor het grootste deel slecht onderhouden. Maar er waren veel winkels en kraampjes met porcelijn, tabak en rookgerei, lantaarns, gedroogde vissen en algen – godsdienstige dingen als godenbeeldjes, rookvaten, rozenkransen etc. – oude en nieuwe kleding, haartoiletartikelen, kleurstoffen – ijzerwaren , suiker (kurosaton) . lakwerk, strowerk, matten e.d., boeken – oude haarwekjes van lakwerk en metaal, sabels, stoffen, penselen, papier, messing- en koperwaren, schaak- en andere spellen, suikergebak, boekbinders, muziekinstrumenten, uithangborden, speeltuig, payong, dun, slecht glaswerk, geschenkbandjes, tabak, pijpen, schoenen, plumeaus, groene groenten, vruchten, hennep, prenten, apotheken, keukengerei, bloemisten. Men gebruikt hier vaak karren die worden getrokken door ossen. Door een over de ossen gespannen zeil probeert men deze te beschermen tegen de hitte van de zon.

Geen opmerkingen: