maandag 10 maart 2008

Vrijdag de 10de maart.
We vertrokken pas om negen uur. Er was sneeuw gevallen een paar duimen dik, en de temperatuur was tegen acht uur 40° F [4,4° C] en het weer was uiterst ongunstig omdat het nog steeds sneeuwde en het tegelijkertijd dooide hetgeen de weg lastig maakte voor de dragers van onze draagstoelen. – We trokken door de stad en de voorstad, werden met kano’s over de Itsigawa rivier gezet en kwamen na een vermoeiende reis aan in Sone, waar we een middagpauze hielden. In de namiddag zetten we onze eerder afgebroken pelgrimstocht naar de hier beroemde en zeer vereerde tempels voort – we bezochten de tempels Sonenomatsu, – Isi no hoten en Takasako


Sonenomatsu tempel, uit Nippon

– de eerste bekend door de sage van enige sparrenbomen die eigenhandig door de God Tenzin zijn geplant, de andere door een kolossaal blok steen dat plotseling vanuit het niets is gekomen, en de laatste beroemd zowel door een nog levende in de vorm heeft van onze lindeboom uitgegroeide sparrenboom (waarvan de uitgespreide zijtakken een gebied beslaan met een doorsnede van ongeveer 28-30 voet [ca 90 m]) in doorsnede met) als door een, volgens overleveringmeer dan 300 jaar oud stuk van een sparrenboom. – We werden door de priesters uiterst vriendelijk en buitengewoon respectvol ontvangen.



Uitzicht op Iso no hoten, uit Nippon

– Ons opperhoofd bezocht de twee laatstgenoemde tempels niet en onttrok zich aan de uitnodiging voor een kleine Japansa sakemaaltijd, die een zogeheten worstelaar – sumo jaarlijks aanbiedt aan de Hollanders. Hij was drie maanden geleden in Nagasaki geweest en had ons in Deshima er al voor uitgenodigd – In de tussentijd was echter zijn huis en haard met zijn hele hebben en houwen in vlammen opgegaan. –vroeger welgesteld, troffen we deze vriend van de Hollanders nu arm aan, met slechts enkele slechte hutten op de plaats waar vroeger zijn prachtige woning stond. Hij had de maaltijd echter naar omstandigheden goed bereid, en uit het vele bestek was het niet te zien dat hij het met veel moeite bij elkaar had gekregen.. Ik dronk en at met hem met de wens voor betere tijden. De man was zonder te klagen echt opgewekt en ik beloofde hem ’s avonds in ons logeeradres een klein geschenk voor hem uit te zoeken. Ik vond het onbegrijpelijk hoe een gezant van een hier zoveel met achting behandelde natie alleen maar op basis van ongegronde vooroordelen zich zo onvriendelijk kan opstellen.
– Bij dergelijke gelegenheden werd ik vaak gegrepen door een diep schaamtegevoel en ik probeerde door formaliteiten en daadwerkelijk bijsturen de eer te redden van een natie waarvan het de ernstige wil van de regering is bij iedere gelegenheid zulke Aziaten een hoog denkbeeld voor te spiegelen van de Europese edelmoedigheid. – Maar hier riep onze dichter: Illi aes triplex circa pectus etc.
Vanaf hier ging ik enkele uren te voet tot het dorp Takasakonomats. De weg ging over ingezaaide velden, en het viel me hier op dat alleen de velden waarop later rijst gezaaid wordt, doortrokken zijn met diepe groeven die smalle bedjes in enige rijen van elkaar scheiden; en dat andere velden zonder groeven in tamelijk gelijke, afzonderlijk ingezaaide rijen van jonger zaad uitlopen.
Op een paal vond ik hier weer een ander aanplakbiljet (taka fuda of koo sats’ (Chin.) genoemd, waarop letterlijk stond “Men mag hier niet jagen op vogels en andere dieren, omdat het gebied is bestemd voor de landheer voor de valkenjacht op kraanvogels.” In de buurt zag ik ook een kerkhof, waar de doden verbrand worden. – (over het verbranden der doden in vergelijking met Titsingh’s werk). Ik zocht met het invallen van de nacht mijn draagstoel weer op en kwam na negen uur aan in Kagogawa, waar we overnachtten. Ik kreeg ’s avonds bezoek van een arts, met de naam Tekeda r’jootats’, wiens zoon op mijn privé school in Narutaki zit. Ik gaf hem de opdracht de zeldzaamste planten van deze streek levend voor mij te verzamelen en gaf hem een lancet als geschenk. –

Geen opmerkingen: