woensdag 26 maart 2008

De 26ste maart
Braken om 7 uur op bij Kusatz; trokken door een lange rij dorpen die een ononderbroken straat vormden, verfristen ons bij Wumenokimura in een heel mooi tuinhuis van een in dit dorp beruchte handelaar in geneesmiddelen, en kochten enkele van de beroemdste zoals ? singokwan (pillen met goddelijke kracht), mosuka (gemalen Artemisia), man-kin-tan (een brouwsel van Duizendgoud), watsjunzan (……..), ten zin go (zalf of brouwsel), man-ten-in (………..) met het foutieve Hollandse opschrift Vrugmaakiende middel ? Het geheim van watsjunzan, het beroemde universeele middeltje speciaal voor maagpijn, hoofdpijn etc. ontdekte ik toevallig terwijl ik een tredmolen voor het fijnmalen van medicamenten in het achterhuis bekeek. – daar zag ik enkele grote strozakken die gedroogde kruiden en wortels van Swertia rotata en Cort. aurantior bevatten. De Swertia was mij al eerder als een voortreffelijk bitter middel bekend, en men kan in het middel volsterkt niets anders deze twee hoofdbestanddelen onderscheiden. De eigenaar van het huis ontving ons zeer gastvrij en betreurde het zeer dat onze gezant hem niet de eer bewees zich hier wat te verfrissen met een drankje, hoewel hij hem gisteren in Kuwats daarvoor uitgenodigd had. Ik verontschuldigde zijn eigenzinnigheid door te zeggen dat hij misselijk was, gaf hem en zijn familie enkele kleine geschenken – en omdat de man, te oordelen naar zijn zo mooi aangelegde tuin een plantenvriend leek te zijn, gaf ik hem de opdracht uit de omliggende gebergten enkele honderden gewassen te laten verzamelen en ze over Miako, via een vriend van mij, naar Deshima te sturen. Gewoonlijk bestel ik in veel voor de botaniek interessante plaatsen zulke verzamelingen, waar ik altijd wel enkele zeldzame gewassen voor de botanische tuin uit kan halen. Ik zette de reis te voet voort, waarbij ik een gezin tegenkwam dat op een paard reisde. Op deze manier reist hier de boerenstand die men de naam sanbokosin (sanbōkōjin) geeft. Het paard, gewoonlijk een pakpaard, draagt aan iedere kant een uit bamboe gevlochten langwerpig, veelhoekige mand, waarin de vrouwen of kinderen gewoonlijk naast hun bagage zitten, en tussen beide manden zit de man op het pakzadel en leidt het paard, dat vaak ook nog door een knecht meegevoerd wordt. Zulke ritjes zouden zeker ook in de smaak vallen bij Europese vrouwen omdat ze naast een gemakkelijke manier van reizen ook nog een welkome gelegenheid voor een gesprek bieden.
Vlak bij het dorp Sakuramura vloeit de rivier Jasugawa in een brede, met rolstenen bedekte bedding tussen de gebergten Sakurajama en Bodzaizi naar het Biwakomeer; we kwamen langs een grote kalkbranderij vlak bij het stadje Isibe, waar we wat uitrustten en daarna onze reis vervolgden tussen de bergen Hiroyama en Takawoyama in een tamelijk vruchtbaar dal waarin rijstvelden, velden met groenten en kleine bamboebosjes elkaar afwisselden: Bij het dorp Jokota gingen we over de Aragawa rivier, – waarover een brug voert die van bamboe gemaakt is en verstevigd is met zakken met stenen. Voor het dorp aan de oever van deze rivier staat een ter ere van de god Kompira opgerichte kolossale lantaarn, Isitoro genoemd. – Tegen vier uur komen we aan in Minakuts, een mooi stadje dat door een kasteel beschermd wordt; [residentie van …...]. We hielden hier middagpauze. Hier werden mooie mandjes, doosjes en dergelijke gevlochten van een plant tsutsuran Katsura. Meteen na het eten reisden we verder – in Ona kocht ik enkele tamelijk goed gevilde vogels waaronder twee ibissen, een met rozerode slagpennen toki, de andere wit en enkele andere watervogels en we kwamen om 8 uur aan in Tsutsiyama. – Waar we overnachtten. –


Japanse Ibis uit deverzameling vanSiebold, collectie Naturalis

Geen opmerkingen: